Ik waan mij in een gordijn van mist. Het voelt als een frisse deken van vochtige lucht die mij verwelkomt in een grijs grauwe kilte. De zee is kalm, er is geen wind die de golven kietelt. Je hoort alleen het kibbelende geluid van de kleine golven die stuk slaan in de branding, en de gierende meeuwen die dobberen op de grijs blauwe Noordzee.
Het klinkt melancholisch, het lied van de Noordzee, het is alsof hij treurt. De storm van vorige week liet de Noordzee dansen. Het zorgde voor woest wilde witte schuimende golven. Het schuim waaide tot ver na de branding het strand op, maar de wind is gaan liggen en de Noordzee is moe. Moe om de drukste zeeroute ter wereld te zijn, moe om de gevaarlijkste zee ter wereld te zijn. Moe dat de maan aan hem blijft trekken, en het plastic hem vergiftigd. Hij rust uit, wachtende op de lente die de temperatuur van het water doet stijgen, en de paringsrituelen weer opgang laat komen. Ik speur Noordzee af opzoek naar een glad kopje van een nieuwsgierige zeehond. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes, maar ik zie niets meer dan wat dobberende mantelmeeuwen.
Luna is in haar nopjes. Zo nu en dan rent ze voor mij uit de zee in. Vragend kijkt ze mij dan aan. Althans, ik koppel er mijn menselijke emotie aan vast, want wanneer ik niet reageer dribbelt ze rustig verder. De zee is mij nog te fris, maar mevrouw gaat als een Cleopatra in het water liggen en laat wat golfjes over haar heen spoelen. Zij geniet, en als zij geniet dan geniet ik mee. Met een lach van oor tot oor begroet ik iedere voorbijganger die vervolgens weer verdwijnt in de deken van mist. Ik neurie een wiegeliedje en plotseling valt mijn oog op iets heel kleins. Iets waar je zo aan voorbij kunt lopen, maar door de grijs grauwe lucht ligt het er als een verloren pareltje bij. Het is een veertje van een onderkleed, dat prachtig uitgespreid op een bedje van zand ligt. De eigenaar is nergens meer te bekennen.
Ik merk dat ik hardop lach om een groepje Strandlopers. Kleine snelle vogeltjes die met hun snaveltjes de modder afstruinen, elke keer als de zee zich terug trekt. Wanneer er weer een golf komt rennen ze gauw weg, alsof ze bang zijn om natte voeten te scoren. haha.
Even verderop zit een grote zwerm meeuwen te foerageren. Luna doet mee, want net als het baasje is ook zij gek op sushi. Rauwe zeesterren, stukje platvis of een lekkere dikke zwaardschede met weekdiertje en al. Het maakt haar niet uit. Baasje ruimt straks toch de rotzooi weer op wanneer het minder goed op de maag valt. Ze gegaloppeerd als een hysterisch renpaard op de meeuwen af die alle kanten op vliegen, met een souplesse in haar gestroomlijnde lichaam maakt ze een scherpe bocht en rent dan terug richting het baasje. Haar neus en natte lichaam drukt ze tegen mijn benen aan en ze blijft bij me. Zoals alleen zij dat kan, zo dichtbij.
Het mysterie van mist doet alles anders lijken dan dat het is. Het zorgt voor de ‘special effects’ en maakt de strand wandeling bijzonder. Een andere wereld, en ik luister naar de muziek die mijn voeten maken wanneer ze over de schelpen banjeren. Luna doet mee en er ontstaat een heuse melodie. Zo wandel ik nog een poosje door de stille wereld van mist tot op eens de vlaggenmasten weer vaag zichtbaar worden. Het wordt weer drukker op het strand, toeristen in mutsen en dikke kleding doen ter vergeefs een poging het strand te trotseren. Ik ben weer terug in de bewoonde wereld aan de boulevard. De vuurtoren staat met zijn kop in de mist, en ook Huis ter Duin is maar half zichtbaar. Ik sla een afrit in wanneer de zon doorbreekt door het wolken dek.