Op 31 oktober was het in de volksmond: ‘Halloween’. Toch komt dit griezelfeest van een oude Keltische traditie genaamd: Samhain (lees Saun); einde zomer. Een griezelig feest met fakkels en vuren. Een feest waarin men vierde dat de winter kwam en de poort naar de overleden zielen open stond. Niks duivels, bloederigs, horror of zombies. Wel was het een markering van duisternis en kou. Het eind van de zomer en begin van de winter ook wel de laatste dag van het jaar.
Ik heb het licht nodig om te groeien en de duisternis om mij op te laden.
Om onze voorouders te eren en dichterbij de natuur te komen (en de natuur in mijzelf als Wilde Vrouw) ben ik mij meer gaan richten op onze natuurfeesten. Dit jaar deed ik voor het eerst een eigen ritueel op Samhain. Met een tas aanmaakhoutjes, wat waxinelichtjes, thee, kruiden en wat tondel ging ik op pad. (Mijn locatie van de vuurplaats is legaal).
Aanmaak houtjes hakken vind ik een heerlijk meditatief klusje. Stammetjes kloven met mijn bijltje door er met een ander stammetje op de ‘butt’, de bovenkant van de bijl te slaan. Ieder gekloofd houtje is een mooi symbool voor iets wat ik wil loslaten. Het werkt ook verslavend om al die kleine dunne aanmaak houtjes te ‘choppen’ tot chopsticks. Die dunne houtjes zijn de fundering van mijn vuurtje. Ik bouw er een tipi mee. Op iedere windrichting plaats ik een houtje, zodat er een soort open driehoekje ontstaat. Daarna vul ik het bouwwerk aan met dunne stokjes, ik werk in een cirkel. Van Oost (waar de zon opkomt) naar West (waar die ondergaat). Als ik mij goed concentreer dan is het vuur zo aan, zit ik niet lekker in mijn vel dan stort de tipi als een kaartenhuis in elkaar. Vandaag lukt het om binnen vijf minuten een woest en wild vuur te hebben. Dat maakt mij een trotse vrouw.
Ik bedank de windrichtingen voor hun wijsheden en verhalen, plaats gedroogde berkenbast en pluis van lisdodde in het midden van de tipi en steek het aan. Nu vlug het vuur op te bouwen. De fik erin! Om gloed te krijgen en probleemloos nat hout te kunnen branden. Op 1,5 meter afstand voel ik mijn gezicht nog gloeien. Terwijl de vlammen niet hoger zijn dan een meter. Ik denk aan hoe ze vroeger het vuur maakte, hoog en wild zodat de vlammen de hemel ‘raakten’. Zo hoog ga ik niet, ik wil een vuur met beleid. Kort en wild ‘vreten’ de vlammen zich een weg om het hout heen, ze dansen roekeloos en het resultaat is een snelle warmte die ook snel weer zal doven.
Een mooie metafoor van het leven. Een vlammende chaos zorgt ervoor dat we als mensen snel opbranden.
Vanuit deze chaos heb ik al gauw de rust er weer in. Langzaam werk ik toe naar het donker. Ik vind het een mooi proces om de vlammen te zien dansen, woekeren zoals het hoort op Samhain en daarna te doven.
In iedere windrichting leg ik een groot stuk hout op het vuur, hierdoor ontstaat er een + vorm. Zo is het niet nodig om meer hout toe te voegen en blijft er toch gloed. Af en toe duw ik een ‘windrichting’ dichterbij de kolen. Een mooi vuurtje is controleerbaar en warm, zonder nutteloos hout te verbranden. Doordat ik dit proces van vuur maken zo bewust mogelijk probeer uit te voeren (en blijf oefenen) komt er rust in mijn lijf. Het kleine vuur is een mooi symbool voor de periode waar we naar toe gaan: de donkere dagen en de winter. Zo staar ik een uur in de vlammen en gloeiende kolen, zing liederen en offer 4 handen met laurier, bijvoet, salie en lavendel. Het vuur ruikt heerlijk. 4x een angst los laten. Samhain staat ook voor angsten en griezelen. Mensen verkleden zich vroeger in dierenvellen met hoorns op hun kop. Het riep angst op bij mensen omdat de poorten met overledenen volgens hen open stonden op 31 oktober. Je kunt deze nacht mooi gebruiken om angsten (niet alleen over de dood) los te laten. Ik heb in het vuur gestaard en bij iedere hand kruiden gedacht: WEG ermee! Welke vier angsten? Dát laat ik in het midden…
Daarna doof ik het vuur met grote zorg. Ik wis als het ware mijn ritueel uit en laat geen sporen achter. Letterlijk zand erover! De duisternis in. Van licht naar donker, is mijn motto deze weken. Ik loop weg van de straatverlichting, de luchtvervuiling van kassen en de flitsende auto’s terug de bossen in. Boven mij vormen de kale bomen een dak. Ik loop over het fietspad en het is alsof ik door een donkere tunnel loop, maar er is geen licht. Er is wel licht aan het eind van de tunnel, maar in moeilijke periodes is de tunnel heel lang en kunnen we het licht niet direct meer zien. Zo mijmer ik tijdens de wandeling. Mijn benen doen het werk. Ik wil weg, steeds dieper de duisternis in, maar het is al over middennacht. De vermoeidheid trekt aan mijn lijf en misschien blijft het donker wel de grootste angst…
… Niet wetend wat komen gaat, schaduwen en silhouetten, angst voor het donkere gat voor ons uit in het leven. Die donkere plek die in ons allemaal huist. Ik wil die plek niet voeden, maar soms gaat het onbewust vanzelf. We moeten blijven lopen, tot het licht wordt.
Tevreden ga ik richting huis. Ik ben letterlijk van licht naar donker gelopen. De duisternis in… De winter tegemoet. Ik heb het licht nodig om te groeien en de duisternis om mij op te laden.
*Helaas geen foto’s van de avond of het vuur, ik was mijn cameraatje vergeten.