Verhalen van Schiermonnikoog – deel 7 – Zwemmen in de duisternis

De mist boven het veld en de opkomende zon.

9 september

Transformatie   

De mist boven het veld trekt langzaam weg, zodra de zon boven het hoger gelegen naaldbos uitkomt. Een admiraal vlinder fladdert in alle vroegte door de mist. De eerste zonnestralen schijnen precies door de vleugels heen. De vlinder neemt plaats op het tentdoek en opent en sluit in een seconde de vleugels. Daarmee verhuld het heel kort zijn pure ziel, schoonheid zit aan de binnenkant. Het is een mooi begin van de dag, een ochtendgroet van een vlinder.

Ik ben wakker en vol inspiratie, maar het komt er niet echt uit. In stilte begin ik de dag met de gedachten dat ik deze dag vol bewondering ga beleven. Nog niet wetend dat ik dezelfde nacht in de mist in zee zal eindigen. Ik weet dat er verandering aankomt en ik voel de dankbaarheid ergens diep in mijn onderbuik woelen. Het is heerlijk om in het moment te kunnen zijn, hoe zeldzaam dat ook is tegenwoordig hier lukt het mij wel. Het is tijd voor transformatie, deze hele maand. De natuur laat het mij volop zien. Ik groet een pas geweven web in de mist en dank de vlinder voor het bezoek. Na een volle week buitenleven 24 uur per dag komt er een plek vrij in mij voor rust. De eerste rust, omdat er plek is voor stilte. Zolang er stilte is kan ik mijzelf terug vinden in stilte. De hele dag fladderen er overal vlinders over het eiland, het is warm. Ik fladder met ze mee, want landen kan altijd nog.

nazomer, rozenbottels aan de struik. De tent in de mist in de ochtend en avond en hete middagen.

Zwemmen in zeevonk

Terwijl de mist steeds dichter wordt en de duisternis over het eiland valt stap ik een uur na zonsondergang op de fiets. Het najaar komt nu echt en daarmee wordt het snel donker. Ik vind het niet erg, het licht van de vuurtoren waakt over het eiland. Ik fiets zonder verlichting, want die felle LEDlampen verblinden mij alleen maar. De witte schelpenpaden geven de route goed aan. Met een roodkoplampje schijn ik op de weg, zodat ik niet per ongeluk een egel of pad verstoor. Het is fijn om mijn ogen aan de duisternis te laten wennen. De mistdruppels werken als een verfrissende neveldouche.

Ik ken de weg, de bochten en de stevige korte klim vanaf het Bospad richting paal 5. In de duisternis ziet alles er mooier uit, de weg lijkt veel langer te duren. Zelfs het licht van de vuurtoren schijnt nog maar vaag door de mistwolken heen. Het is laagwater en paal 5 lijkt in het donker net een schim van een persoon. Eenmaal dichterbij wordt de paal een baken in de duisternis. Ik wandel op het geluid van de zee af. Er zijn geen golven, maar een zwakke ruis verraad dat de branding in de buurt is. Zelfs in de mist is de zee nog zichtbaar. De hoogwaterlijn kleurt donker en voelt kouder dan het zachte witte zand. Enkele uren geleden is hier de zee geweest. In het donker oogt dit als een grens tussen een grijze en zwarte bodem. Ik wandel verder de duisternis in, de afrit is nog net zichtbaar, wederom verbaas ik mij erover hoe het zand zo oplicht, zelfs als de maan niet schijnt. De zee is kalm, even tuur ik over het donkere water naar de zee vol geheimen, maar dan begint het in mij te knagen. Ik hou van die kalme duisternis. Het leven stopt hier, maar onder water bruist het verder. Tussen de vlagen dikke mist twinkelen de sterren, er is één rimpel één dun lijntje in de branding die zachtjes blauw kleurt. ZEEVONK! Ik heb geen handdoek bij mij, maar de twijfel verdwijnt al snel, ik moet zwemmen in deze magische wereld. Om te zorgen dat ik mijn spullen niet kwijt raak zet ik mijn koplampje met rood licht boven op paal 5.

Even later zwem ik poedeltje naakt in de duisternis, het meest donkerste plekje van Nederland en momenteel ook de plek met het meeste mist gok ik zo. Meteen voel ik de kalmte van het water, hier wil ik zijn. Ik ben zo in verwondering dat ik bijna niks anders voel. Dit moment kan voor mij niet lang genoeg duren. Ik laat mijn lijf in het warme water zakken en breng de zeevonk ik beweging. Mijn hele lijf fonkelt van de kleine azuurblauwe stipjes. Ik zwem een stukje de duisternis in, maar moet goed opletten dat ik mijn baken niet uit het oog verlies.

Boven mij twinkelen de sterren. Ik zwem boven de grote beer, die half boven de horizon hangt en met zijn ‘steel’ in zee dobbert. Drijvend op mijn rug lig in naar de sterren te kijken, diezelfde sterren die onze voorouders al zagen. Was er toen al zeevonk? En wat zouden zij van zeevonk hebben gevonden? Toen nog niks door de wetenschap was uitgevonden en onderzocht? Zouden zij het net zo mooi hebben gevonden als ik? Of eerder eng? Of wisten zij stiekem meer over de lichtjes van de zee dan wij nu doen? Even ben ik geen landwezen meer en dobber in het zwarte water, met om mijn lijf heen een blauw contour van de zeevonk. Het liefst wil ik nog uren spelen, als een dolfijn gestroomlijnd onderwater zwemmen tussen al dat microscopisch kleine leven. Al die ééncellige oplichtende algen bij elkaar vormen samen toch een wonderlijk verschijnsel. Ik ken zeevonk wel van thuis, maar hier waar het écht donker is, ziet het er intens uit.

Het voelt bijzonder om als enige landwezen zo deel uit te maken van de zee. Zonder stroming, zonder golven, zonder zuchtje wind en zonder branding. Het enige wat ik blijf voelen is de opwinding en de drang om mijzelf voor onbepaalde tijd over te geven aan de duisternis. Die duisternis die normaal in mij woelt en zich nu als een zwarte deken om mij heen slaat. Ik zwem in het licht, een mooi besef dat ik zelf een lichtje ben in de duisternis. Ik vorm kringen in het water van lichtgevende algen en begeef mij in een hoepel van fluoriserend blauw licht.

Even stop ik met spelen, zodat de zee en ik weer kalm kunnen worden. Nog één keer zwem in in alle rust door het water. Laag boven mijn hoofd hangt de mist en kilometers hoger is een sterrenhemel zichtbaar. Een moeder die met haar twee uitgelaten kinderen het strand op rent, verstoort mijn zen moment. Ik moet het water uit, de zee achtervolgt mij tot in de branding. Mijn voetsporen lichten heel kort blauw op. Daarna zijn we gescheiden van elkaar. Daar is de zee en ik ben weer een aardwezen. We kunnen niet voor altijd samen zijn, maar de zee is er, altijd om mij heen. Stromend door mijn lijf. Ik laat de branding achter mij en keer terug naar de fiets. In het donker en de mist ijkt die grote Noordzee toch heel klein.

Eén reactie

  1. Prachtig! Eenvoudigweg wat je ziet, wat je ervaart. Je tekst verplaatst mijn gevoel zo weer naar Schier, ik heb al weer zin, zou zo met je mee willen lopen!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.