3 september
Er is rust. Niet in mijn hoofd, of hart, maar wel om mij heen. Een aangename kalmte. Ik hoor de geluiden van krekels in het hoge gras en boomklevers die naar insecten zoeken. Een buizerd waakt over mijn kamp bovenin de hoge spar bij mijn tent. De ondergaande zon glanst op zijn verenkleed. Ik kan de ekster zachtjes horen zingen, zover een ekster kan zingen, maar wat doet hij het graag. De bijen en vliegen om mij heen zoemen en ik erger mij mateloos aan de hoeveelheid muggen die zich tegoed doen aan mijn bloed. Mijn bloed, iets wat ik niet graag deel maar laat ik mij er maar aan overgeven. De nazomer is heet en het is windstil. Dat is een nadeel van een schaduwrijke plek onder de bomen, ik ben een restaurant geworden voor vrouwtjes muggen.
De fazantman kukelt, niet meer zo luid als in april, maar hij is nog wel aanwezig. Een specht tikt op de boom achter mij en vliegt dan met een alarmroep tussen de bomen door. Hij zal de buizerd wel gespot hebben. Zijn partner reageert op zijn alarm en de hoge tonen van een groepje mezen volgt. Och, die brutale en nieuwsgierige staartmezen wat heb ik ze gemist.
Het mooiste is, ik kan ze weer horen zonder iedere keer te worden onderbroken door menselijke geluiden van machines en iedere minuut een vliegtuig. Er is weer rust en ik realiseer mij hoe deze vorm van in stilte leven echte vrijheid is. Vrijheid om weer te kunnen horen, te kunnen leven en er te mogen zijn in volledige rust. Ik voel weer dat ik leef.
7 september
Ik mag de zon onder zien gaan op het eiland, iedere dag kies ik een andere plek. Het is een zachte zonsondergang, de natuur wordt toegedekt onder een dekentje van oranje en zalmroze. ‘Dankje’ zegt de herfst, tegen de zomer. Ze balanceren samen op een onzichtbare grens. De grens tussen zomer en najaar. Ik ontwaak ’s morgens in de frisheid van het najaar, leef in de zomerzon en eindig de dag in de warmte van het najaars licht. Ik ben omringt met geuren van vers gemaaide kruidrijke bermen, hars uit de sparren en wilde kamperfoelie. Er zijn geen stinkende auto’s, geen knallende motoren of frisse mensen met iets teveel synthetische parfum. Tussen de bomen blijven de geuren van de natuur en de warmte van de zomer die afscheid van ons neemt goed hangen. Ik wandel, met naast mij de zomer en voor mij het najaar. De berken en esdoorns zijn door de droogte de eerste die afscheid nemen van hun blad. Zij laten los. Over een kleine maand zal ik ook loslaten, maar voor nu grijp ik alle warmte en zomerse momenten die ik kan pakken.
Mijn huid absorbeert de laatste stralen voor de zon ‘verdwijnt’ achter een sluimer van wolken. Zoveel schoonheid als de zon aan het eind van de zomer achter zich laat is ongekend. Allemaal afscheidscadeautjes die nog éven lijken op te lichten aan het eind van de dag. Vol oranje van duinen die vurig oranje kleuren van de duindoornbessen, die inmiddels ook door de spreeuwen zijn ontdekt. In de verte lijken de hogere duinen net op oranje kleden. Het rood van de rozenbottels van de hondsroos en de kleinere bessen van de meidoorn die allen lijken te roepen naar de vogels: AAN TAFEL! Nog even en de vogels vliegen er weer vandoor, maar voor het zover is geven de planten ze een geschenk mee. Een gedekte tafel vol suikers, dankzij de vruchten kunnen de vogels vliegen naar verre oorden om te overwinteren. Ja, juist de zonsondergang belicht nog éven wat er in het leven zo belangrijk is. – verhaal gaat verder onder de foto.
Zelfs de uitgebloeide bloemen worden nog even belicht, waardoor hun silhouetten ingelijst worden in een gouden frame. Zo krijgen de afgestorven kruiden en planten nog éven een laatste warme aanraking van de zon. Ze zullen de magen vullen van hongerige vogels die zich tegoed doen aan de zaden en daarna dienen de planten als een schuilplaats voor insecten. In tijden van barre kou zullen die schuilplaatsen worden gekraakt door hongerige vogels die zich op hun beurt weer tegoed doen aan die overwinterende insectjes. Ik voel een intense dankbaarheid, de zon onder te mogen onder zien gaan én voelen. Alles straalt rust uit.
Mijn oog valt op één druppeltje hars waar de ondergaande zon precies doorheen schijnt. Het was mij nooit opgevallen als het licht het niet had laten stralen. Het hars uit de naaldbomen is puur goud. Ik zit te kijken hoe het langzaam uit de boom vloeit en druppel voor druppel onder aan de boom samen vloeit. Uiteindelijk wordt het klontje hars te zwaar en valt het naar beneden. Precies op dát moment schijnt het laatste daglicht door de druppel heen. Het resultaat is een geurende boom met gouden tranen. Het is bijzonder dat de boom zichzelf van binnenuit kan genezen. Er is geen ander wezen dat zichzelf zo van binnenuit kan helen. Het ontroert mij. De zonsondergang laat de inspiratie en daarmee de opkomende tranen vloeien.
Het mag er zijn, in geuren en kleuren want er is rust om het te omarmen.