De wind tekent met het helmgras patronen in het zand, waait ribbels in duinpannen en laat wolken voorbij waaien. Ik zit ergens in een duinpan voorbij paal 8 onder de blauwe hemel. Een kunstenaar groet mij, trekt aan mij en laat mij niet meer los. Het is de wind die mij in zijn greep wilt houden.
Hij is een groot kunstenaar, niet bescheiden en altijd in voor een nieuw kunstwerkje. Zijn werken zijn groot, dynamisch, vol patronen maar kunnen ook heel timide zijn. Niemand kan om de wind heen, of je nu wil of niet. De wind is velen de baas. Hij zwiept de golven door de lucht en heeft zelfs macht over de reusachtige Noordzee. Nederlands grootste natuurgebied! (tekst gaat verder onder de foto)
“Hoor mij, zie mij, voel mij.” Roept de artiest terwijl hij raast door het helmgras. Het helm laat zich niet kennen. Stevig geworteld in het witte duinzand buigt het met de wind mee en laat zich door de zon oplichten. Een zilveren gloed en dan weer goud. Het helmgras vormt een dynamische deken en wuivend roept het helm in de wind: “Hoor mij, zie mij, voel mij!”
Ik sta boven op een duinhelling. De helling heeft een perfecte scheidingslijn (zie foto’s van Petra van Went op haar website) Een lijnenspel zoals je in grote woestijnen van de foto’s kent, maar onze duinen zijn net kleine woestijnen. De wind blaast iedere dag nieuwe hellingen. Ik voel hoe de wind aan mij trekt.
“Mooi he, dat heb ik gedaan.” Blaast de wind langs mijn oren. Hij raast door, spelend met mijn loszittende plukken haar krijg ik een gratis windhooskapsel. Het hoort bij het eilandgevoel. Mijn lippen zijn schraal en de wind zorgt voor tranen die over mijn gloeiende wangen rollen. Ik ben koppig en ga tegen een groot kunstenaar in. “Hoor mij, zie mij, voel mij!” fluister ik terug. Tegen de wind in gaan is voelen dat je leeft. Mijn benen doen het zware werk wel, zij dragen mij. Zowel op de fiets als lopend.
De wind is niet alleen een kunstenaar van abstracte lijnenspellen. Hij is ook een leraar voor wie wil luisteren. Met zijn aanwezigheid helpt hij je doorzetten, vertrouwen in je lijf en te leren luisteren. Met mijn kop in de wind geef ik hem alles. Mijn woorden, mijn lijf, mijn gedachten en de tranen. Hij neemt ze mee, wist ze uit en geeft mij er leegte en inspiratie voor terug.
Het is het ritme van Schiermonnikoog.
Zelfs het kleinste levend durft tegen de wind in te gaan. Zandloopkevers doen tevergeefs een poging om een weg omhoog te klimmen. De wind neemt ze telkens mee de helling af, laat ze naar beneden rollen en stuift ze onder het zand. Ze beginnen dapper opnieuw aan een lange klim omhoog. De ontelbare pogingen staan in het zand gegrift. Ze vormen kris kras patronen en ik beeld mij in hoe het dier vloekend omhoog zich een weg baant. Ik vraag mij af waarom het niet vliegt, maar bedenk mij dat mensen hetzelfde doen. Keer op keer klimmen zij net als de loopkevers opnieuw en opnieuw uit een dal omhoog. Bijna aan de top raast de grote wind je opnieuw van je plek en kan je weer je reis vervolgen, terug in het dal.
Het is gemakkelijk als groot wezen te bepalen wat een loopkever moet doen om van koers te veranderen, maar moeilijker is het om je met de wind mee te laten vieren en kijken waar je uitkomt.
De wind trekt ook aan de vogeltjes, maar zij laten zich zonder gemak verplaatsen met de wind mee. Simpel weg door omhoog te vliegen en zich mee te laten zweven op de thermiek. Hoog in de wind roepen zij: “Hoor mij, zie mij, bewonder mij!”. Ik luister, ik hoor ze, ik zie ze en bewonder ze. Je hoeft niet altijd tegen de wind in te gaan om gezien te worden.
Ieder groot kunstenaar is wel eens moe en laat zijn werk liggen om te rusten. Zo ook de wind. Moe van het bewijzen dat hij de sterkte is. Op dat moment geeft hij even andere artiesten de kans zich te laten zien en horen. Zo kiest iedereen in de natuur een weg, of het nu tegen de wind in is, of buigzaam met de wind mee. Of juist wachtend op een moment van stilte. Iedere kunstenaar heeft het recht om gehoord, gezien en bewonderd te worden.